Brief aan Jules.

Lieve Jules,

Om maar met het belangrijkste te beginnen: Welkom. Ouwe rammer, kleine stinkerd, het ga je goed. In dat land van ’s Hollands zuiderburen, met die charmante ouders en die naam: het ga je goed en ‘t zal loslopen, zeker en vast.
Vijfentwintig jaarringen onder mijn bast en waarschijnlijk nog eens vijfentwintig te gaan. Een man die op zijn 25e mij als baby een brief zou hebben geschreven, zou geboren moeten zijn in 1958. Ik vraag me af wat voor woorden hij tot mij zou richten terwijl ik mijn luiers volkakte en mijn moeders’ borsten slap zoog. Hij had mijn vader kunnen zijn. Ik had jouw vader kunnen zijn.  Maar dan had ik met mijn nicht moeten slapen en zulks is voor familierelaties niet noodzakelijkerwijs bevorderlijk.
Sorry, beste baby, voor die laatste twee woorden. Zes en vier lettergrepen achtereen, ‘t leest niet gemakkelijk. We zullen de brief simpel proberen te houden.

Jules, menneke, wat zul je worden? Tuurlijk, gezond en gelukkig, da’s ’t allerbelangrijkste, maar wat ga je doen je om je brood te verdienen? Brood bakken? Professioneel schoppen tegen voetballen/voetballers?

Ik schrijf je deze brief en probeer ondertussen een antwoord te vinden op de vraag wat ik je zou willen meegeven, zo aan het begin van je leven. Die vraag stelde ik mezelf gisteren al eens, tijdens het pannenkoeken bakken. Het antwoord op die vraag komt vast tijdens het schrijven van deze brief (mocht je na een week buiten de baarmoeder nog stééds analfabeet zijn, vraag dan maar aan je moeder of ze je dit voorleest. En ga eens naar school, luiwammes).
Jules, mensen maken graag zorgen, vaak voor zichzelf, vaak ook voor anderen. Ikzelf ben daar inmiddels ook bedreven in: het komt met de jaren, je hoeft er niets voor te doen en nog minder voor te laten. Dat zou het eerste zijn wat ik je zou willen meegeven: láát niets,en maak je geen zorgen. En mocht je ze toch maken, die zorgen, accepteer ze dan, want de tegenhangers van zorgen zijn geluksmomenten en die worden talrijker naarmate je eerdergenoemde zorgen leert accepteren.
Die geluksmomenten hebben bovendien de neiging te vervliegen als je je teveel zorgen om de zorgen maakt. Dat klinkt ingewikkeld, ik weet het. Maar zoals je peter Peter eens tegen me zei toen ik verhaalde over een nachtelijke escapade met een helft van een lesbisch stel: Ja, dat zijn accidents de parcours hé?” Verdikkeme als het niet waar was. Waar maakte ik me zorgen om? Zorgen horen erbij.

Terug naar jou, Jules. Waarschijnlijk was het gisteren voor het eerst sinds ik op mezelf woon dat ik pannenkoeken bakte. Eén ervan was belegd met bananen en rozijnen, een tweede met kaas, de laatste twee zonder extra’s.  Ik stelde me ondertussen die vraag, van wat ik je zou willen meegeven. En ik realiseerde me iets leuks.

Mocht ik vroeger iets niet van een leraar, van een bedrijf, van het leven, ging ik net zolang door tot ik ‘t wél mocht, tot ‘t me wél lukte. Ik ben tot nu toe dus iedere uitdaging aangegaan en ik verwacht het niet anders te gaan doen, zij het met iets meer realiteitszin, nu en dan. Ik wens je toe dat je ergens net zo’n blinde passie voor zult ontwikkelen en daarvoor durft te gaan, ook al zal het vaak moeilijk zijn. Life’s a curious thing and worth fighting for, wil ik maar zeggen. (Trouwens: is je luier nog schoon? En gelieve niet zo hard te knabbelen op de borsten tijdens de voeding, ik krijg klachten van je moeder).

De keerzijde van ‘t ervoor gaan, van ‘t doorzetten, ‘t vechten, lieve Jules, is dat je vaker een klap op je neus zult krijgen. Maar die neus kan wel tegen een stootje, geloof me. Of het nu verliezen bij voetbal is, niet uitgenodigd worden voor een partijtje, de komst van jeugdpuistjes of het vertrek van de liefste liefde uit je lieve leven: het hoort erbij, ‘t accepteren van tegenslagen zal moeilijk blijven. En mocht je op vroege leeftijd onverhoopt een Heftige Tegenslag te verduren krijgen, ben ik er heilig van overtuigd dat je een gezonde, liefdevolle omgeving om je heen hebt met twee fantastische ouders die je voldoende veerkracht zullen bieden om het allemaal aan te kunnen. Neem ze gerust in vertrouwen, durf het, ze hebben alles al een keer meegemaakt. Ook dat wens ik je toe: vertrouwen in anderen.

Enfin. Zorgen, tegenslagen, geluksmomenten: de moeilijkste woorden hebben we gehad. Eéntje nog, voor we het gaan hebben over het mooiste dat er is. Serieus!

Serieus: het laatste woord waarover ik een stichtelijk woord tot je richt. Serieus zijn, iets serieus nemen. Iets serieus nemen is belangrijk, jezélf serieus nemen, is belangrijk. Maar verdikkeme als het niet waar is,  zet voor “serieus” het woord “te” en je begrijpt meteen al waar de crux zit.

Wist je dat er tienduizenden miljoenen sterrenstelsels zijn? Letterlijk!  Miljarden sterren die hun licht stralen op planeten die we nimmer zullen bezoeken, alsof het niets is.  En ieder van die sterrenstelsels kán leven herbergen. Leven dat we nooit zullen zien, ruiken, horen, proeven, maar desondanks gewoon bestaat achter onze rug, onder onze voeten, boven ons hoofd. En dan komen wij aan met onze moeilijkdoenerij, met onze modieuze teenslippers, met onze veelwijverij. Met onze familie ruzies, onze religieuze ruzies, onze nagelvijlen, onze experimentele jazzmuziek en ingewikkelde lunchrecepten. Zie ons lopen met onze wegwerpverpakkingen, onze liefdesbrieven, onze gewone brieven, onze reclamefolders, onze boeken, terwijl we nog geen stofje zijn in de kosmos.

Jezelf te serieus nemen is dodelijk voor je levensplezier. Alles wordt dan zwaar, sloom, rompslomperig. Terwijl we ons hele leven lang tussen miljoenen sterren mogen zweven, en misschien na dat leven ook nog wel tussen die sterren mogen zweven. Blijf dus de grap inzien van alles. We leven een vlo, we dansen een vlieg en zelfs dát zegt nog niets (een dichtregel van mij, ik ben van alle markten thuis).

Dat brengt me op ‘t laatste woord dat ik met je wil bespreken, jij gerimpelde frummel babyvet! Jij bundel van plezier en fabriek van poep, tranen en schaterlachjes. Het laatste woord is voor ’t laatste woord. De liefde.
‘t Vermoeden bestaat dat ook jij zult vallen op die mooiste van dieren, die meest verraderlijke aller puzzels: de vrouw (voor het gemak beperk ik me tot de liefde voor de vrouw, mocht je echter op mannen blijken te vallen verliest dit schrijven waarschijnlijk niets van zijn geldigheid).

Ik ben nu vrijgezel, niet altijd even gezellig, soms heel gezellig en soms een tikkeltje verdrietig. Veel verdrietig geweest ook, ik moet ‘t eerlijk bekennen. Maar zorgen, tegenslagen, tikken op de neus: ’t hoort erbij, zo schreef ik eerder niet voor niets.
Als vrijgezel zit je meestentijds in de curieuze positie dat bezette vrouwen als bij toverslag leuker, en vrijgezelle vrouwen minder leuk worden. Daar kunnen ze niets aan doen, het is slechts één van de vele raadsels die ze meedragen. Nog eentje?
Gedraag je naar een vrouw als een bitse hond en ze komen loops aan je kont snuffelen, gedraag je als een puppy en ze binden je aan een boom. En net als je dát onomstotelijk hebt vastgesteld, komt er eentje voorbij die exact het tegenovergestelde bewijst. Er valt geen peil op te trekken.

Vrouwen. Met hun sproetjes, hun borsten, hun benen, hun … (laten we het beschaafd houden, je ouders lezen waarschijnlijk mee), met hun wapperende rokjes, alsof ‘t niets is! Hun aangezichten, mooi met make up, mooier nog zónder. Die voetjes, op hakken, klik klak voor je uit, langs je heen en soms naast je. Hun monden die naar je glimlachen alsof er niets anders bestaat dan glimlachen, hun ogen die knipogen alsof ze niet doorhebben dat jij je tong van je schoenen moet rapen door zo’n knipoog. Vrouwen.

Het enige advies dat ik voor je heb, (een advies waarvan de geldigheid nog niet bewezen is, helaas) is, zoals mijn oudtante op haar sterfbed tegen me zei: probeer je altijd als een heer te gedragen tegen de meisjes. En ik zou daaraan willen toevoegen: neem ‘t zoals het loopt, het leven, de liefde, de vrouw (al is de vrouw lopend nemen wellicht voor gevorderden-  beste ouders, daar ga ik weer, vergeef mij mijn schunnigheid) en alles komt goed. Alles komt altijd goed want die ene maakt het ‘t waard.

Ik ben erachter wat ik je wilde zeggen/ het antwoord op mijn eerder gestelde vraag/ ik ben erachter wat ik je zou willen meegeven/ ’t Antwoord op de pannenkoekbakvraag. Het antwoord zit besloten in het hiernavolgende advies.

Jules, mocht je later gaan voetballen. En mocht je dan tijdens een wedstrijd de laatste verdediger van je afgeschud hebben. En mocht je dan op het doel afrennen, de bal voor je linkervoet, je dribbel links, rechts, de punt van je schoen tegen de bal, kijk een moddervlek in je voetbalsokken, je scheenbeschermer die knelt, je longen die branden in je borst. En mocht je dan misschien kunnen scoren, tracht dan te scoren, tracht altijd te scoren. Maar als ’t even kan, leg de bal dan breed. Samen is beter.

‘t Ga je goed, ouwe rammer.

Hartelijks,

Je neef.

Comments
2 Responses to “Brief aan Jules.”
  1. Tim says:

    Yep. Dichtbij de waarheid zoals altijd.
    Respect ouwe.

  2. Dank je Tim! Leuk dat je zo’n oude blogpost nog vond.

Leave A Comment