Fanpost voor David Mitchell.

Later vanavond spreek ik voor de bekendmaking van de eerste Europese Literatuurprijs een lofrede uit. Mijn eerste. Ik doe dat in Spui25, voor de genomineerde auteur David Mitchell.

Mitchell heeft me met zijn boeken meer  weten te vermaken en te raken en doen verwonderen dan willekeurig welke andere auteur. Geen straf dus, om zo iemand even op te hemelen.

Mitchell is één van de vijf genomineerde auteurs. Ik hoop dat hij wint. Hieronder staat het verhaal dat ik straks zal uitspreken.

 

 

David Mitchell deed een signeersessie in een Utrechtse boekhandel. De rij was lang. Na een vrouw die gulzig al zijn boeken in één keer liet signeren was ik aan de beurt. Hij vroeg me naar mijn naam en tekende vervaarlijke, springerige krullen op de daartoe bestemde bladzijde.

‘Thank… thank you for your writing,’ zei ik terwijl hij bezig was, ‘I enjoy it immensely.’

Hij stopte met schrijven. ‘Thank you, that’s… that’s really nice to hear! Are you a writer yourself?’

‘I… I try to be,’ stamelde ik.

‘That’s wonderful,’ zei hij.

Hij veranderde iets aan zijn opdracht en gaf me mijn boek terug.

We glimlachten naar elkaar. We knikten even.

Buiten opende ik mijn editie van “Thousand Autumns”. De zon scheen op zijn opdracht.

‘Sidney, wishing you good luck. David Mitchell, another writer.’

De laatste tijd heb ik veelvuldig aan dat moment teruggedacht. Zijn bescheidenheid naar mij, another writer is nóg bijzonderder als je je realiseert met voor twee schrijvers we hier te maken hebben.

De persoon die nu voor u staat moet zijn debuut nog publiceren, terwijl de andere schrijver van zijn vijf romans, één ervan longlisted en twee ervan shortlisted kreeg voor de Man Booker Prize, The Guardian First Book Award won, door Granta verkozen werd tot één van de twintig beste jonge, Britse auteurs, twee British Book awards won en onderwerp is van een heuse essay bundel, 229 bladzijden dik, vol analyses door professoren, studenten en collega auteurs.

Typerend overigens, voor deze schrijver, is dat er tegenover zo’n wetenschappelijke serieuze bundel een totaal ander maar minstens even opzienbarend feit te vermelden is: zijn bestseller “Cloud Atlas” wordt momenteel namelijk verfilmd, met in de hoofdrollen Tom Hanks, Susan Sarandon en Halle Berry, door de regisseurs van “The Matrix”.

Dit alles omdat Mitchell Mitchell is, en Mitchell is meer, altijd maar meer, dan willekeurig welke andere schrijver die ik ken. Zijn zinneprikkelende zinnen, zijn ontluisterende gedachtenkronkels. Hoe hij kan kwispelen met de Engelse taal, met woorden waarvan ik de betekenis de afgelopen jaren, eerlijk is eerlijk, af en toe even moest opzoeken.

Hoe hij zinnen maakt die een hartslag hebben, die deinen, uitnodigen, dansen, zoeven, maar bovenal altijd kloppen. Hoe hij scènes kan inpassen binnen andere scénes, anecdotes binnen dialogen, pagina na pagina, zoveel ideeën, achteloos maar nooit gratuit, ideeën waar andere schrijvers misschien wel een hele novelle omheen zouden hangen.

Maar hij niet. Hij heeft genoeg en is alweer door met een ander idee, een nieuwe ingeving, een frisse observatie.

Het oeuvre van David Mitchell zit aan alle kanten ingebed in mijn leven: “Ghostwritten” is standaard mijn kado voor mensen die ik wil aansporen meer te lezen. “Number9dream” pak ik wel eens uit de kast als er iemand komt eten.

Ik schuif het dan over tafel, ergens tijdens het dessert, en open het op bijvoorbeeld de eerste bladzijde. “A galaxy of cream unribbons in my coffee cup and the background chatter pulls into focus.” Het is een zin die zó heerlijk is, waarin zoveel gebeurt en waarin zo’n treffend beeld zit, dat ik sindsdien bij melk in koffie altijd hele melkwegstelsels zie oplossen. Door één zin, zomaar ergens in een alinea.

Terloops.

Mitchell heeft duizenden van dat soort zinnen geschreven, zinnen die hij achterlaat als kruimels terwijl hij door een voor ons onbekend woud wandelt. Kruimels. Maar als je die kruimels van dichtbij gaat bekijken blijken het handgemaakte friandises te zijn: rijkelijk gevulde bonbons, fijn, teer.

Je bekijkt ze.

Ruikt, duwt… Proeft.

Het zijn smaaksensaties die je daarvoor niet kón kennen maar die je, daar kom je plots en niet zonder enig verdriet achter, altijd gemist hebt.

“Cloud Atlas”, dan. Ik was op dreef op een schoener op de Indische Oceaan, en hij brak midden in een zin het verhaal af. Hij liet me daar dobberen!? Ik dacht eerst dat ik een verkeerd gelijmde editie had gekocht, godsamme, ik zat er juist zo in! Toch maar doorgelezen, niet doorlezen zou zonde zijn van mijn geld. Voorbij de helft vielen de onderbrekingen op hun plaats.

David Mitchell kwam me gewoon weer ophalen, uit de heel verre toekomst, uit de verre toekomst, uit een gekkenhuis, niets aan de hand, van Three Miles Island, uit Brugge en tenslotte van diezelfde schoener op de Indische oceaan, waarna we samen verder wandelden. Hij deed daar iets dat voorheen nog niet vertoond was, iets dat nergens op sloeg maar klopte als een bus.

Bovendien eindigde hij dat boek met zo’n tedere, eerlijke observatie dat ik het verplichte kost zou willen maken voor alle cynici die twijfelen aan de kracht van tederheid.

En toen kwam “Black Swan Green”, ik verslond het maar was een beetje boos op hem. Waar was het vuurwerk, de mooie gekte van zijn vorige romans? Geen postmodern gefriemel? Geen sprongen in tijd, plaats of ruimte!? David Mitchell keek door een mooie kristal naar zijn verleden, natuurlijk,  maar hij bleef keurig met beide benen op de grond. Helaas.

 

 

 

 

 

 

 

“Thousand Autumns…”, ligt voor me, nu. En hij is hier weer zoals we hem hebben leren kennen in zijn andere boeken.

Ik ben dit boek gaan lezen zoals ik vroeger thuis chips at toen ik die nog kreeg verstrekt door mijn moeder. Zij deed ze dan in een klein glazen bakje: ééntje snoepte ik er, om de paar minuten. Dan deed ik langer met zo’n bakje. Van dit boek las ik maar een paar bladzijden per dag, soms maar een paar bladzijden in een week. Ik heb door die rantsoenering maanden met Jacob en Orito kunnen meeleven.

Hu onmiskenbaar romantische verhaal wist Mitchell te larderen met meer informatie dan ik wist dat ik miste over onze vaderlandse geschiedenis. Hij deed dit op een manier die ik niet snel door Nederlanders geëvenaard zie worden: ten eerste vraag ik me af of uit onze Nederlandse klei een schrijver getrokken kan worden zo virtuoos als Mitchell. Ten tweede vraag ik me af of Nederlandse schrijvers de afstand hebben om zó scherp en tegelijkertijd vergevingsgezind naar onze geschiedenis te kunnen kijken.

Want wat waren onze voorouders op Dejima een stelletje botte, corrupte cowboys! En wat een mysterie lag er daar in Japan op ze te wachten, slechts een brug van ze verwijderd, maar, omwille van de florijnen, door allen behalve Jacob veronachtzaamd. Hoe dapper was hij, hoe walgelijk Enomoto en zijn kloosterorde, hoe mysterieus Orito. Ik benijd allen hier in de zaal die dit boek nog niet hebben gelezen.

Deze pittige roman heeft verschillende prijzen en nominaties mogen ontvangen. Geweldig, natuurlijk, maar deze roman verdient nog veel meer prijzen. Waarom? Om alles wat ik hierboven schreef. Omdat hij in dit boek dus weer als vanouds los gaat, zweeft, fictie en non-fictie vermengt tot een nieuwe kleur. Omdat het de Europese Literatuurprijs allure geeft zo’n zwaargewicht te bekronen. Omdat Mitchell door velen als genie wordt bestempeld.

Bovendien: wie weet hoe lang we nu weer moeten wachten op een volgende roman van Mitchell! Laten we hem dus aanmoedigen. Laat deze eerste Europese Literatuurprijs een beleefde klop op zijn voordeur zijn: meneer Mitchell, wilt u alstublieft wel een beetje doorschrijven?

Een woord aan de heren vertalers, dan. “Thousand Autumns…” moet een geweldige kluif voor u zijn geweest: zijn Engels is moeilijk eenvoudig te noemen, zeker in deze roman. Gelukkig is het net als de rest van zijn oeuvre ontluisterend rijk, bijvoorbeeld over het leven binnen de V.O.C, is het krankzinnig mooi over een tragische, onmogelijke liefde en zit het tsjokvol tintelende gedachten over, ik noem maar wat, onbezongen heldendom, rancune of de waarde van compassie.

Ik benijd u tweeën heren vertalers dat u zijn verhaal heeft mogen ontrafelen en opnieuw heeft mogen vlechten in onze moerstaal. U heeft meesterlijk werk geleverd.

Dames en heren, dit was bijna alles dat ik had te zeggen. Er is nog één laatste, veel belangrijker reden dan al het voorgaande om deze prijs aan hem uit te reiken.

Er zijn in Nederland lezers nog onbekend met deze ontroerende, bescheiden, briljante, fantasierijke schrijver. Door deze prijs zullen sommigen van die lezers zijn naam ergens zien staan.

Sommigen van hen zullen zich zijn naam herinneren de eerstvolgende keer in een boekwinkel, sommigen van hen zullen zijn boek oppakken, de bladzijden ruiken, het thuis openslaan, met Mitchell meewandelen, zijn bonbons rapen, ontroerd raken, verder gaan, verbaasd worden, verder gaan, steeds verder, totdat niet sommigen van hen maar allemaal, stuk voor stuk, misschien wel tijdens een dessert, dronken van goedkope Chardonnay of dure Limoncello, hun disgenoten zullen vragen: “Hey, ken je de boeken van David Mitchell al?”

Dank u wel.

 

 

 

 


 

Leave A Comment